In het dagelijks functioneren binnen een moderne beroepsomgeving is het beschikken over basisvaardigheden in ICT essentieel. ICT staat voor Informatie- en Communicatietechnologie en omvat alle technologieën die worden gebruikt om informatie digitaal te verwerken en te delen. Of je nu een project organiseert, gegevens verwerkt of communiceert met collega’s, digitale middelen spelen een centrale rol. In deze module leer je hoe je ICT-basisvaardigheden effectief kunt inzetten binnen beroepsmatige situaties, passend bij het hbo-niveau.
Een goede beheersing van ICT-basisvaardigheden betekent dat je niet alleen vlot kunt omgaan met standaardtoepassingen zoals tekstverwerking of e-mail, maar ook dat je inzicht hebt in de werking van digitale infrastructuren en bewust bent van digitale veiligheid. Dit stelt je in staat om efficiënt en veilig te werken, mee te draaien in digitale werkprocessen en bij te dragen aan een professionele, digitale werkomgeving.
Om deze brede vaardigheid te beheersen, behandelen we vier samenhangende subonderwerpen:
Basisbegrippen ICT – De student kan basisbegrippen van ICT herkennen en toepassen in concrete toepassingen.
Infrastructuur technologie – De student kan gebruikmaken van infrastructuur zoals netwerken, hardware en cloud-opslag.
Standaardtoepassingen – De student kan standaardsoftware zoals tekstverwerking, spreadsheets en presentaties toepassen.
Veiligheid – De student kan veilig omgaan met digitale informatie en systemen, en risico’s herkennen.
In deze les duiken we in de kernbegrippen van ICT: de fundamenten waarop alle digitale toepassingen zijn gebouwd. Begrijpen wat ICT inhoudt en hoe de onderdelen samenwerken, is essentieel om technologie bewust en doelgericht in te zetten in je studie en beroep.
ICT (Informatie- en Communicatietechnologie) is een verzamelterm voor technologieën die gebruikt worden om informatie digitaal te verzamelen, te verwerken, op te slaan en te verspreiden. Het omvat zowel de fysieke kant (hardware) als de onzichtbare software die alles aanstuurt.
Hardware: de tastbare onderdelen van een computer of netwerk, zoals laptops, printers, routers en servers.
Software: de programma’s en besturingssystemen die de hardware aansturen, zoals Windows, tekstverwerkers, browsers of apps.
Besturingssysteem (OS): het systeem dat de hardware en software met elkaar laat communiceren, bijvoorbeeld Windows, macOS of Android.
Netwerk: een verbinding van computers en apparaten, zodat ze informatie kunnen uitwisselen. Dit kan binnen een gebouw (lokaal netwerk) of wereldwijd (internet).
Cloud: een online opslagplek voor gegevens en programma’s. Je hoeft niet alles meer lokaal op je eigen computer te bewaren. Denk aan diensten als OneDrive, Google Drive of iCloud.
Data: alle digitale informatie, van tekst tot foto's en databases. Deze gegevens worden opgeslagen, gedeeld of geanalyseerd.
Stel je voor dat je werkt aan een project op school of stage. Je moet samenwerken, documenten delen, gegevens verwerken en veilig werken. Dat kan alleen als je begrijpt waar je je bestanden opslaat, hoe je een computer veilig gebruikt en hoe je software effectief inzet. Kennis van ICT-begrippen helpt je om gerichter keuzes te maken, problemen sneller te begrijpen en met meer zelfvertrouwen digitale middelen te gebruiken.
Je loopt stage bij een communicatiebureau en werkt mee aan een nieuwsbrief. De content staat in een gedeelde map op de cloud (Google Drive). Je bewerkt teksten in een tekstverwerker (bijv. Word), slaat alles op in de cloud en zorgt dat je collega’s via het netwerk toegang hebben. Doordat je begrijpt wat een netwerk is, hoe de cloud werkt en wat software doet, kun je zelfstandig en efficiënt werken.
Rijksoverheid. (2024). Gids AI-verordening. https://www.ondernemersplein.nl/AIA
Stichting Kennisnet. (z.d.). Wat is ICT? https://www.kennisnet.nl
Beek, W. van, & Mulder, M. (2022). Basisboek ICT. Noordhoff Uitgevers.
ICT werkt niet zonder de juiste infrastructuur. In deze les leer je hoe digitale systemen verbonden zijn via netwerken, welke hardware essentieel is voor het dagelijks gebruik en hoe cloud-opslag jouw werk makkelijker en veiliger kan maken. Of je nu op kantoor werkt of thuis inlogt, inzicht in deze infrastructuur helpt je om ICT-middelen verantwoord en effectief in te zetten.
Een netwerk is een groep computers, servers, printers en andere apparaten die met elkaar verbonden zijn om gegevens uit te wisselen. Je hebt:
LAN (Local Area Network): bijvoorbeeld het netwerk op school of op kantoor.
WAN (Wide Area Network): een netwerk over grotere afstanden, zoals het internet.
Een goed netwerk zorgt ervoor dat je bestanden kunt delen, toegang hebt tot printers of servers, en dat je collega’s op afstand kunt bereiken.
Hardware is alles wat je kunt aanraken: computers, toetsenborden, netwerkkabels, routers, en servers. Elk apparaat heeft een functie in de digitale infrastructuur:
Routers en modems: regelen de internetverbinding.
Servers: slaan centrale data op en beheren toegang tot toepassingen.
Opslagmedia: zoals harde schijven en USB-sticks.
Steeds meer organisaties maken gebruik van de cloud: een online opslagplaats voor documenten en programma’s. Voordelen zijn:
Je kunt overal bij je bestanden.
Back-ups zijn automatisch geregeld.
Je werkt gemakkelijk samen met anderen aan documenten.
Voorbeelden van cloudopslag zijn: Microsoft OneDrive, Google Drive en Dropbox. Cloudsystemen maken gebruik van externe servers, beheerd door grote datacenters, vaak verspreid over meerdere landen.
In een beroepsomgeving wordt veel digitaal gewerkt. Als je weet hoe netwerken, hardware en cloud-opslag samenwerken, kun je:
Problemen sneller herkennen en oplossen (bijv. geen internetverbinding).
Veilig en efficiënt bestanden delen.
Beter communiceren met de ICT-afdeling of servicedesk.
Je werkt bij een zorginstelling. Patiëntendossiers staan op een centrale server en worden via een beveiligd netwerk gedeeld tussen zorgverleners. Je gebruikt een laptop die is verbonden via wifi, en je maakt back-ups in de cloud. Door je kennis van netwerken, hardware en cloudopslag weet je hoe je veilig en zonder fouten werkt in dit systeem.
Stichting Kennisnet. (z.d.). Wat is infrastructuurtechnologie? https://www.kennisnet.nl
Beek, W. van, & Mulder, M. (2022). Basisboek ICT. Noordhoff Uitgevers.
Microsoft Learn. (z.d.). Wat is de cloud? https://learn.microsoft.com/nl-nl/
In vrijwel elke beroepspraktijk werk je met standaardsoftware: programma’s voor tekstverwerking, berekeningen en presentaties. In deze les leer je hoe je deze toepassingen doelgericht inzet in dagelijkse beroepssituaties. Je hoeft geen expert te zijn, maar je moet wél weten hoe je de juiste tool kiest en gebruikt.
Een tekstverwerker gebruik je voor rapporten, brieven, verslagen en notulen. Voorbeelden zijn Microsoft Word, Google Docs en LibreOffice Writer. Belangrijke vaardigheden:
Structureren met koppen, alinea’s en tabellen.
Invoegen van afbeeldingen, hyperlinks en paginanummering.
Correct gebruik van spelling- en grammaticacontrole.
Spreadsheets gebruik je voor het ordenen en analyseren van gegevens. Denk aan begrotingen, roosters of enquêteanalyses. Bekende programma’s zijn Microsoft Excel, Google Sheets of LibreOffice Calc. Wat je moet kunnen:
Werken met rijen, kolommen en formules.
Grafieken maken om data te visualiseren.
Gegevens filteren en sorteren.
Met presentatiesoftware maak je visuele ondersteuning voor bijvoorbeeld een spreekbeurt of projectvoorstel. Bekende voorbeelden zijn Microsoft PowerPoint, Google Slides of Prezi. Belangrijke tips:
Houd dia’s overzichtelijk met weinig tekst.
Gebruik afbeeldingen, video’s of animaties functioneel.
Zorg voor een logische opbouw met inleiding, kern en afsluiting.
Standaardsoftware is een basisvoorwaarde voor professionele communicatie en samenwerking. Als je deze tools beheerst:
Bespaar je tijd bij het maken en delen van informatie.
Kun je beter samenwerken in projecten.
Maak je een professionele indruk op collega’s, klanten of stagebegeleiders.
Je werkt in een projectteam en hebt de taak om een financieel overzicht te maken. Je gebruikt Excel om kosten en opbrengsten in kaart te brengen, verwerkt de conclusies in een Word-document en presenteert je bevindingen in PowerPoint. Door je kennis van deze programma’s kun je zelfstandig en overtuigend communiceren.
Microsoft Learn. (z.d.). Microsoft 365 documentatie. https://learn.microsoft.com/nl-nl/microsoft-365/
Google Workspace Learning Center. (z.d.). Productgidsen. https://support.google.com/a/users/
Beek, W. van, & Mulder, M. (2022). Basisboek ICT. Noordhoff Uitgevers.
Digitale veiligheid is cruciaal in elke beroepspraktijk. Niet alleen om jezelf te beschermen tegen online gevaren, maar ook om vertrouwelijke informatie van klanten, collega’s of organisaties te bewaken. In deze les leer je hoe je veilig werkt met ICT en welke risico’s je moet herkennen én voorkomen.
Digitale veiligheid (ook wel ‘cybersecurity’) draait om het beschermen van digitale gegevens, systemen en netwerken tegen ongewenste toegang, schade of misbruik. Het gaat hierbij zowel om technische beveiliging (zoals wachtwoorden en virusscanners) als om bewust gedrag van gebruikers.
Phishing: Valse e-mails of berichten die je proberen te misleiden om persoonlijke gegevens prijs te geven.
Malware: Schadelijke software die je computer of netwerk kan verstoren of informatie kan stelen.
Slechte wachtwoorden: Zwakke of hergebruikte wachtwoorden maken systemen kwetsbaar.
Onveilige opslag: Gevoelige gegevens die onbeveiligd worden opgeslagen op openbare plekken (zoals een USB-stick of gedeelde drive).
Social engineering: Iemand die zich voordoet als een collega om informatie los te krijgen.
Gebruik sterke wachtwoorden: Minimaal 12 tekens, met hoofdletters, cijfers en symbolen. Gebruik bij voorkeur een wachtwoordmanager.
Werk met up-to-date software: Installeer altijd updates. Ze bevatten vaak beveiligingspatches.
Herken verdachte berichten: Klik niet zomaar op links of bijlagen in e-mails van onbekenden.
Beveilig apparaten: Gebruik schermvergrendeling, antivirussoftware en versleuteling.
Wees bewust van je gedrag: Laat geen laptops onbeheerd achter, praat niet zomaar over gevoelige informatie en deel geen logins.
Je werkt bij een sociaal werkbedrijf en hebt toegang tot persoonsgegevens van cliënten. Op een dag ontvang je een e-mail die lijkt van je leidinggevende te komen, met het verzoek om een overzicht met klantgegevens. Omdat je getraind bent in het herkennen van phishing, check je eerst het e-mailadres, vraagt mondeling na of dit klopt en voorkomt zo een datalek.
Eén verkeerde klik of ondoordachte handeling kan grote gevolgen hebben: reputatieschade, juridische problemen of financiële verliezen. Door veilig te werken, bescherm je niet alleen jezelf, maar ook de organisatie en de mensen voor wie je werkt.
Nationaal Cyber Security Centrum. (z.d.). Veilig digitaal werken. https://www.ncsc.nl
Veiliginternetten.nl. (z.d.). Cyberveiligheidstips voor professionals. https://www.veiliginternetten.nl
Autoriteit Persoonsgegevens. (z.d.). Wat is een datalek? https://autoriteitpersoonsgegevens.nl
Digitale geletterdheid is het geheel van ICT-basisvaardigheden, mediawijsheid, informatievaardigheden en computational thinking. Op deze pagina wordt ICT-basisvaardigheden verder toegelicht.
ICT-basisvaardigheden zijn de kennis en vaardigheden die nodig zijn om de werking van computers en netwerken te begrijpen, om te kunnen omgaan met verschillende soorten technologieën en om de bediening, de mogelijkheden en de beperkingen van technologie te begrijpen. Het begrip computer wordt hier breed gebruikt, niet alleen als personal computer, desktop of tablet, maar elke technologie waarin een microprocessor is gebruikt die op basis van ingevoerde gegevens volgens een programma een aantal logische handelingen verricht met als uitvoer bepaalde algoritmes en tijdelijke opslag van gegevens.
Om goed te kunnen functioneren in de huidige en toekomstige samenleving is het belangrijk dat leerlingen beschikken over voldoende basiskennis om gebruik kunnen maken van verschillende vormen van technologie. Deze kennis heeft betrekking op de basisfuncties van computers en computernetwerken. Het gaat bijvoorbeeld om het kunnen benoemen, aansluiten en bedienen van apparaten waar computers in verwerkt zijn, om kunnen gaan met tekstverwerkers, spreadsheet- programma's en presentatiesoftware, kunnen werken met internet (browsers, e-mail) en het kunnen omgaan met beveiligings- en privacyaspecten. Door middel van deze kennis leert de leerling dat een computer niet een apparaat is dat zelfstandig gegevens genereert, maar dat zij zelf invloed kunnen hebben op de gegevens, de manier waarop deze gegevens in een computer terecht komen en de manier waarop de gegevens aan een gebruiker worden getoond. ICT-basisvaardigheden zijn daarmee nodig als onderlegger voor het geheel van digitale geletterdheid.
ICT basisvaardigheden omvatten het kennen van basisbegrippen van ICT, begrijpen van de infrastructuur, gebruiken van standaardtoepassingen en waarborgen van veiligheid en privacy. Dit betekent dat iemand basisbegrippen en functies van computers, computernetwerken en gegevensoverdracht kan benoemen en daar in verschillende interactievormen mee om kan gaan. Daarnaast heeft deze persoon kennis van en kan omgaan met beveiligings- en privacyaspecten in het kader van persoonlijke en financiële gegevens. De vaardigheden worden beschreven in termen van wat iemand kan benoemen, begrijpen, inschatten, gebruiken en beoordelen. (CG)
ICT basisvaardigheden bestaat uit een aantal onderdelen:
Basisbegrip ICT kennen: het kunnen benoemen van functies van computers en computernetwerken;
Infrastructuur begrijpen: het kunnen benoemen, aansluiten en bedienen van hardware, het kunnen bedienen van verschillende apparaten en programma's en het kunnen opslaan en toegankelijk maken van informatie;
Standaardtoepassingen gebruiken: het kunnen omgaan met standaard kantoortoepassingen en andere softwareprogramma's voor onder meer internetgebruik, beeldbewerking, samenwerking en betalingsverkeer;
Veiligheid waarborgen: op de hoogte zijn van en kunnen omgaan met beveiligings- en privacyaspecten in het kader van persoonlijke en financiële gegevens.
Iemand beschikt over ICT basisvaardigheden als hij/zij basisbegrippen en functies van computers, computernetwerken, gegevensoverdracht en softwaretoepassingen kan benoemen en daar in verschillende interactievormen mee om kan gaan. Daarbij gaat het om het bedienen van de computer en bijbehorende standaard kantoortoepassingen en softwareprogramma's voor onder meer internetgebruik, beeldbewerking, samenwerking en betalingsverkeer. Daarnaast heeft hij/zij een basisbewustzijn van beveiligings- en privacyaspecten in het kader van persoonlijke en financiële gegevens.
Basisbegrippen ICT kennen
Kan de basisbegrippen en functies van computers en computernetwerken begrijpen en uitleggen.
Kan de onderdelen van een computer en hun functie begrijpen en uitleggen.
Kan de onderdelen en hun functie van een computernetwerk begrijpen en uitleggen.
Infrastructuur technologie begrijpen
Kan apparaten aansluiten, bedienen en de onderdelen ervan begrijpen.
Kan de afhankelijkheden in de infrastructuur begrijpen en de relatie tussen onderdelen uitleggen.
Kan de financiële consequenties van het gebruik van technische infrastructuur inschatten.
Kan uitleggen waar eigen informatie is opgeslagen en hoe deze toegankelijk is.
Kan verschillende interactievormen gebruiken om apparaten en programma's te bedienen.
Kan verschillende navigatievormen gebruiken.
Kan openbaar toegankelijke relevante en bruikbare informatie ontsluiten en delen.
Kan persoonlijke informatie lokaal en op afstand bewaren, ordenen, ontsluiten en delen.
Standaardtoepassingen gebruiken
Kan standaard kantoortoepassingen effectief en efficiënt gebruiken.
Kan een tekstverwerker effectief en efficiënt gebruiken op basis van vooropgestelde criteria.
Kan een spreadsheet en database effectief en efficiënt gebruiken op basis van vooropgestelde criteria om gegevens te ordenen en berekenen.
Kan een presentatiesoftware effectief en efficiënt gebruiken op basis van vooropgestelde criteria voor weergave.
Kan beeldbewerking software voor video's en foto's effectief en efficiënt gebruiken op basis van vooropgestelde criteria.
Kan communicatiesoftware waaronder e-mail en video effectief en efficiënt gebruiken op basis van vooropgestelde criteria voor samenwerking.
Kan online betalingsverkeer regelen en op basis van vuistregels een passende vorm van online betaling kiezen.
Kan internettoepassingen zoals browser en e-mail effectief en efficiënt gebruiken.
Veiligheid waarborgen
Kan de relatie tussen accounts, privacy en persoonlijke informatie begrijpen en uitleggen.
Kan de eigen beveiligings- en privacyaspecten van internetgebruik voor zichzelf en voor anderen begrijpen en uitleggen.
Kan op basis van vuistregels de eigen veiligheid rondom betalingsverkeer inschatten.
Kan beoordelen of informatie logisch, consistent en realistisch is.
Kan de representatie van gegevens op consistentie beoordelen.
Strijker, A. (2017) Digitale geletterdheid voorbeeldmatig leerplankader. SLO. Enschede